Eerder verscheen op deze website een stuk over de draagzakken van Babybjörn. Het was een reactie op de makkelijke marketingpraatjes van de multinational. Na bezorgde vragen van ouders over de ergonomie haalde het Zweedse bedrijf haar schouders op en copy-pastete ze een standaardantwoord. Dat vroeg om weerwoord.

Naast positieve én negatieve reacties op de hier gepubliceerde kritiek, kwamen er vooral veel vragen. Sommigen die op het stuk reageerden waren teleurgesteld. Ze vroegen zich af waarom het stuk niet dieper in ging op de vraag waarom ergonomische dragers beter zijn dan de producten van Babybjörn. En terecht.

Het was de aanleiding voor dit stuk: een onderzoek naar die en andere vragen. Waarom is Babybjörn minder goed? Wat zeggen (onafhankelijke) specialisten en wetenschappers erover? Wat concludeert wetenschappelijk onderzoek? De zoektocht die maanden duurde en bij elkaar ongeveer vijftien werkdagen aan ploeteren kostte, bracht behalve ontluisterende, vooral ook merkwaardige bevindingen.

‘Dragen is goed voor ouder en kind’
De zoektocht begon met het aanschrijven van ontwikkelingspsychologen en orthopedisten. Al vrij snel blijkt dat de ontwikkelingspsychologen het over een ding eens zijn: dragen is goed voor de band tussen ouder en kind. Of in de woorden van Suzanne Zeedyk: “Babies need to feel connected to parents/carers in some way, in order to feel safe. Feeling connected through bodily contact, in a carrier, is a fine way of experiencing that connection.” En: “Carrying a baby close has been shown to enhance bonding”. Babybjörn onderschrijft dit principe ook. Ouders en kind hebben beiden baat bij verbonden zijn, of dat nu is door het kind tegen je lichaam te dragen of middels oogcontact.

Wandelwagens waarin het kindje met het gezicht naar voren zit raadt Zeedyk daarom af. Wel voegt ze eraan toe dat “there is very, very little research on the effects of infant transportation. It just isn’t something that has drawn enough scientists’ attention. So we are left to draw implications from the science that is out there, in related fields. This is a fine position to take, if there is no research available that is more closely relevant.” 

Suzanne Zeedyk in het AD

De medische kennis van Babybjörn
Maar dat is gek. Babybjörn pronkt toch met aanbevelingen van medisch-specialisten? Het lag dan ook voor de hand om contact te zoeken met Babybjörn. De Amerikaanse tak aanschrijven leverde weinig succes op: na twee mails kwam er geen enkele reactie, terwijl ze beweren alles te doen om binnen 24 uur te reageren.

Via de Nederlandse klantenservice lukte het wel. Na achttien dagen stuurde Babybjörn Zweden een reactie. In plaats van de gevraagde wetenschappelijke artikelen waarop de medische oordelen gebaseerd zijn, verstuurden ze onder andere het volgende: “We are very proud to receive advice from the experienced pediatric experts at the University Hospital’s Rainbow Babies & Children’s Hospital in Cleveland, ranked 5th in the nation for newborn care by US News & World. [They] provide their medical opinions based on their medical expertise and experience on neonatal and pediatric orthopedic questions relating to baby carrying and other children’s safety issues.” Een hoop mooie woorden, maar dus geen wetenschappelijke artikelen.

Het Rainbow Babies & Children’s Hospital in Cleveland
Het is de vraag of je het een commercieel bedrijf kwalijk kunt nemen dat ze de wetenschappelijke kennis waarop zij hun producten baseren niet in huis hebben, maar er zat vooralsnog niets anders op dan contact te zoeken met het in de e-mail van Babybjörn genoemde University Hospital’s Rainbow Babies & Children’s Hospital. De medici van dat ziekenhuis zouden toch zeker de wetenschappelijke artikelen kunnen overleggen? Wat volgde was een nieuwe e-mailwisseling, die pas vruchten begon af te werpen toen het de PR-afdeling van het ziekenhuis duidelijk werd dat de informatie voor een artikel was.

Maar die vruchten waren niet in staat de honger te stillen. Na herhaaldelijke verzoeken om de wetenschappelijke artikelen waaruit zou blijken dat Babybjörn draagzakken maakt die, zoals ze op hun website beweren, “are designed to provide proper support for a newborn’s head, neck, spine and hips” en dat “BabyBjörn Baby Carriers also hold babies’ hips in the optimal position — the abducted position (or spread legs)“, kwam er eerst niets.

De medici “are pleased to recommend the use of front carriers made by BabyBjörn since we recognize that they are ergonomically correct and safe for baby“, maar op basis waarvan, was nog altijd onduidelijk. Na een nieuw verzoek, beloofde een van de woordvoerders van het ziekenhuis haar best te doen om de artikelen boven water te krijgen. Er restte vooralsnog niets anders dan contact zoeken met andere onderzoekers, te beginnen in Nederland.

Nederlandse orthopedisten over dragen
De e-mailadressen van kinderorthopeden waren zo gevonden. Het leek een goed idee er zoveel mogelijk aan te schrijven. Ieder van hen ontving een e-mail met daarin de twee posities zoals die voorkomen op de website van het International Hip Dysplasia Institute (maar zonder de woorden ‘Not recommended”  en ‘Better’, zie afbeelding) en de vraag welke positie volgens hen de voorkeur verdient.

International Hip Dysplasia Insittute's vergelijking

Het aantal reacties liet te wensen over. Sommige medische instellingen reageerden überhaupt niet. Een academisch ziekenhuis liet weten geen tijd te hebben voor dit soort vragen. Dat veranderde toen ze erachter kwamen dat het informatie-verzoek voor een artikel was en er best eens in zou kunnen staan dat het ziekenhuis “geen tijd voor dit soort vragen” heeft. Al gauw hing er een bezorgde communicatie-medewerker aan de lijn. Hoe dan ook, een aantal medici reageerde wel. Twee reacties:

“Onze kinderorthopeed geeft aan dat hij u niet hiermee kan helpen. Hij heeft geen verstand van dit soort zaken.”

en

“Dr. X kon u niet van een antwoord voorzien en onze kinderorthopeed dr. Y gaf mij dezelfde link (BvdV: die van het International Hip Dysplasia Institute) door die u al heeft gestuurd. Daarbij vermeldde hij dat het soort draagdoek niet uitmaakt.”


(BvdV: een vreemde opmerking, daar niet alle dragers voldoen aan de door het IHDI aanbevolen draagwijze. Vermoedelijk wordt hier het merk bedoeld en niet het soort drager.)

Uitgebreider, waarvoor hulde, is de reactie van Dr. Sakkers, van het UMC Utrecht:

“Voor de ontwikkeling van kinderen in het eerste levensjaar geldt over het algemeen dat een meer gespreide stand van de heupen een betere ontwikkeling geeft van de heupkommen dan een stand van de heupen in volledige strekking als basis positie gedurende de dag. Het inbinden van babies met de benen in gestrekte stand, zoals gebruikelijk bij sommige indianenstammen, zou een hoger risico op heupdysplasie geven.

 

Voor wat betreft de rug is het algemene beleid dat een kind, als het nog niet zelfstandig de rug kan strekken, niet rechtop gezet moet worden maar met de rug ondersteund gepositioneerd moet worden om voor de hand liggende redenen.

 

U zult begrijpen dat ik geen uitspraken ga doen over gedrag van anderen of producten die op de markt zijn zonder een gedegen onderzoek.”

 

Uiteindelijk gaat maar een orthopeed in op de vraag welke positie de voorkeur verdient:

“Kikker is het beste. Afbeelding 2 lijkt mij een goede houding. Pavlik Harness* geeft ook dat beeld.”

*(BvdV: Het Pavlik Harness is een variant op de zogenaamde spreidbroek, die kinderen met heupdysplasie aankrijgen om de normale groei te bevorderen. Daarover later in dit stuk meer).

De NOV, de Nederlandse Orthopaedische Vereniging, reageert als volgt:

“Wij kunnen hier geen uitspraak over doen daar er geen wetenschappelijk gefundeerde informatie over beschikbaar is.”

Hoewel de aangeschreven medici weigeren zich uit te laten over individuele merken of producten, bestempelt geen van de aangeschreven medici de producten van Babybjörn als de betere variant. Immers: geen van hen verkiest de eerste houding boven de tweede. Hoe komt het dan dat de medici die Babybjörn aanbevelen tot een andere conclusie komen? Hebben zij dan toch dat wetenschappelijke onderzoek?

Nauwe banden tussen Babybjörn en het Rainbow Babies & Children’s Hospital
Het uitblijven van een e-mail met de wetenschappelijke artikelen van het Rainbow Babies & Children’s Hospital (RBCH) en de twijfel die de Nederlandse orthopedisten over het bestaan van zulk onderzoek hebben, riep een aantal aanvullende vragen op. Is er voor het RBCH misschien een externe prikkel om de producten van Babybjörn een warm hart toe te dragen? Op de e-mails gericht aan de Zweedse tak van Babybjörn en het kinderziekenhuis in Cleveland, kwamen vergelijkbare reacties.

Gevraagd naar eventuele financiële banden tussen Babybjörn en het kinderziekenhuis, kwam vanuit Zweden het bericht dat “BabyBjörn provides no financial remuneration to the pediatric experts from Rainbow Babies & Children’s Hospital”. Ook vanuit Cleveland wist men me te vertellen dat “There is not a financial relationship with Babybjorn”. Maar dat is vreemd, want verschillende jaarverslagen (2009, 2010 en 2011) van de organisatie waartoe het ziekenhuis behoort, laten iets anders zien:

BabyBjörn misleidt en medici kijken toe

BabyBjörn misleidt en medici kijken toe

Het kan zo zijn dat een communicatie-afdeling iets over het hoofd ziet, of bij financiële banden andere ideeën heeft. Wellicht is er in de Verenigde Staten en Zweden geen sprake van een ‘financiële relatie’ bij een jaarlijkse donatie van een bedrijf aan een publieke instelling. Mogelijk is het behalve nobel, de burgerschapsplicht van bedrijven in Cleveland (het Amerikaanse hoofdkwartier van Babybjörn bevindt zich in Cleveland) om aan in Cleveland gevestigde publieke instellingen te doneren en valt zoiets buiten de discussie. Genoeg mogelijkheden om op te sommen.

Maar bij navraag gaat de communicatiemedewerkster van het ziekenhuis in Cleveland niet in op deze nuanceringen en vragen. Geen woord over de genoemde jaarverslagen. Ze blijft bij haar oorspronkelijke en categorische antwoord: “There is no financial relationship with Babybjorn as previously stated.” Desalniettemin wordt Babybjörn in drie jaarverslagen genoemd en maakt zij jaarlijks tussen de $5000 en $10.000 over aan de koepelorganisatie waartoe het RBCH behoort. In de medische wereld misschien een habbekrats, maar waarom zou je niet gewoon aangeven hoe het precies zit? Bovendien is dat niet het enige. Na even zoeken op Google, kom je vanzelf terecht bij deze twee Youtube-video’s:

Geconfronteerd met deze video’s en gevraagd naar de tegenprestatie van Babybjörn, stuurt de communicatiemedewerkster de volgende reactie: “They donated items to patients in the neonatal intensive care unit. Babybjorn did it to celebrate the opening in the new unit – very thoughtful and not expected. It was really to make the transition special for the family of the extremely low-birth weight babies and we felt compelled to acknowledge them. Maybe we should talk????”

Intussen was er nog nooit een wetenschappelijk artikel door het RBCH verstuurd.

Duiken de wetenschappelijke artikelen dan eindelijk op?
Na enig doorzeuren bij het kinderziekenhuis in Cleveland kwam er opnieuw een maand later dan toch een reactie. Maar in plaats van wetenschappelijke artikelen, gooide ook het kinderziekenhuis opnieuw een lijstje met veelgestelde vragen in de strijd. Ook wees de communicatiemedewerkster er nog eens fijntjes op dat er geen financiële banden zijn tussen Babybjörn en het kinderziekenhuis: “I’ve checked with the physicians involved and we would like you to know that BabyBjörn provides no financial payment to Rainbow Babies & Children’s Hospital or its pediatric experts that comment on BabyBjorn products.

Pediatric experts at Rainbow provide their opinion based on their medical expertise and experience. We receive many donations of in kind products from numerous organizations and the donations do not influence our medical opinion. Rainbow pediatricians do not endorse the products, however support the concept behind infant bonding. You can search Dr. John Kennel’s as well as Avroy Fanaroff’s research on this topic.

Nu wordt het interessant: hoewel op de website van Babybjörn ook de ergonomie van Babybjörn wordt toegejuicht door de artsen van het RBCH, gaat het nu klaarblijkelijk enkel nog om de band tussen ouder en kind. Precies zoals ook Suzanne Zeedyk aangeeft dat dragen goed is voor het kweken van vertrouwen bij kinderen. Maar daarover gingen de vragen dus niet: die betroffen het verschil tussen Babybjörn draagzakken en ergonomische dragers, en de door het International Hipdysplasia Institute aanbevolen posities. Maar daarover geen woord. Het blijft dus onduidelijk op welk wetenschappelijk onderzoek de  orthopedische (of fysiologische) claims van Babybjörn gebaseerd zijn.

Wat vertelt de wetenschap ons wel?
Zoals eerder geschreven, stelt de Nederlandse Orthopaedische Vereniging dat er geen gefundeerd onderzoek is. Dat roept nieuwe vragen op. Het is vreemd dat de NOV en veel andere medisch-specialisten niets meer van zich lieten horen, toen gevraagd werd of zij onderzoek naar babydragers dan wel nodig, zo niet noodzakelijk achten. Talloze onderzoekers geven aan dat er eigenlijk geen onderzoek naar wordt gedaan, maar lijken daarin te berusten. Dat is op z’n zachtst gezegd merkwaardig.

Hierover zegt Sally Goddard Blythe: “I am sorry I cannot point you to published scientific studies. It sounds as if one needs to be done.” Het mag de andere medici worden aangerekend dat zij zich met reacties van een regel afdoen van deze vragen, temeer omdat Babybjörn het recht meent te hebben om ongefundeerd allerlei medische claims te doen. Er rest dan ook niets anders om zelfstandig tot conclusies te komen, tot het ontbrekende gefundeerde onderzoek er wel is.

Maar is er dan helemaal geen onderzoek? Er is onderzoek, maar het is bescheiden of betreft andere onderzoeksterreinen. Van uitgebreide empirische studies naar babydragers, draagzakken, of draagdoeken lijkt in ieder geval geen sprake te zijn. Maar zoals al duidelijk werd uit het citaat van Suzanne Zeedyk: “we are left to draw implications from the science that is out there, in related fields.” Dat is voor dit onderzoek een logische vervolgstap. Op basis van dit soort kennis moeten BabyBjörn en andere fabrikanten van dragers immers ook tot hun ontwerpen komen.

Laten we eens bekijken wat er zoal aan kennis beschikbaar is. Een eerste voorbeeld is het eerder genoemde Pavlik Harness. Dit ‘harnas’ krijgen kinderen bij wie de ontwikkeling van de heupen niet goed gaat aan, om de groei weer in ‘normale’ banen te leiden. In de afbeelding hieronder zie je duidelijk dat bij het Pavlik Harness de benen behoorlijk gespreid zijn en de knieën gebogen. Een van de orthopeden in deel II wees hier ook al op.

Het Pavlik Harness

Of in de woorden van Dr. Sakkers: we zien dat “een meer gespreide stand van de heupen een betere ontwikkeling geeft van de heupkommen dan een stand van de heupen in volledige strekking als basispositie gedurende de dag.” Dat zou betekenen dat een ergonomische drager in een betere basispositie voorziet dan de ontwerpen van Babybjörn. Die voorzien immers in een breder zitvlak, waardoor er meer ruimte is voor spreiding en het kindje tot in de knieholten wordt ondersteund – en niet ‘bungelt’, zoals bij veel BabyBjörns.

Ook merkt Sakkers op dat een kind, “als het nog niet zelfstandig de rug kan strekken, niet rechtop gezet moet worden maar met de rug ondersteund gepositioneerd moet worden.” In de dragers van Babybjörn echter, hangt een kind min of meer rechtop, met een rechte rug. Bij het zogeheten ‘face-forward’ dragen doet dit beeld zich nog sterker voor.

De culturele geschiedenis biedt ons andere aanwijzingen voor de ‘natuurlijke’ draagwijze. Daaruit put bijvoorbeeld ook E. Fettweis, die in Über das Tragen von Babys und Kleinkindern in Tüchern oder Tragehilfen schrijft dat zowel de menselijke geschiedenis (met allerhande voorbeelden uit uiteenlopende culturen) als orthopedische argumenten pleiten voor de draagpositie zoals het IDHI die voorschrijft: in de kikkerhouding (wel moet worden opgemerkt dat een anonieme orthopedist liet weten dat Duitse tijdschriften niet erg hoog staan aangeschreven).

Er zijn meer wetenschappers die hierop wijzen. Zo schrijft de Britse Professor Clarke, een van de medisch-adviseurs van het International Hipdysplasia Institute, over de draagadviezen op de website dat “The fact of the matter is that the hip develops in the human position, which is an abduction and flexion, in the first 6 months. That is why the positioning is recommended.

There is no hip dysplasia in Afro-Caribbean’s who carry their babies on their hips and yet those groups who swaddle their babies with hips in extension, have a very high rate of dysplasia.” Een uitspraak die strookt met de woorden van Dr. Sakkers, het ontwerp van het Pavlik Harnas, en het ontwerp van ergonomische dragers. Maar in tegenspraak met de beweringen van Babybjörn en de medici die het Zweedse bedrijf promoten.

Over het naar voren dragen van kinderen, kwam Suzanne Zeedyk in dit stuk al voorbij. Zij stelde immers dat het naar voren duwen van kleine kinderen in wandelwagens niet aan te bevelen is, omdat het kind op die manier op geen enkele manier de nabijheid van de ouder ervaart. Met het naar voren dragen van kinderen in dragers heeft ze minder problemen, omdat de kinderen dan wel de nabijheid van de ouder voelen. Maar een door Zeedyk aanbevolen onderzoekster, de eerder genoemde Sally Goddard Blythe, heeft hier haar bedenkingen bij:

“I was horrified to read in the news earlier this week that a professor was recommending forward facing carriers because they resulted in more confident and alert babies. I felt that he had failed to recognise that the confidence may be related to the physical closeness, continuous motion and sense of emotional security which is derived from being in close contact with mother, and that the forward facing part had little to do with this.”

Dit is ook een gedachte die we terugzien in een stuk van Henrik Norholt, op Ergobaby.com. Over dit stuk van Norholt zegt Suzanne Zeedyk:

“In my view, it is a well written article. The information it gives about brain development and child development stages is entirely accurate and well expressed. The most important words, in my view, are in the last paragraph: take the lead from the child. This is very valuable and important. The baby will tell you what he or she is comfortable with, if parents tune into their child’s clues.”

Het probleem met de Babybjörn-drager, wanneer je het kind met het gezicht naar voren draagt, is dat het kind nergens anders heen kan kijken dan naar voren (er is zoals wel het geval is bij rugdragen, ook geen mogelijkheid om het gezicht bijvoorbeeld tegen de rug van de ouder te leggen). Om die reden komt Zeedyk tot de conclusie, dat het voor ouders die hun kindje naar voren willen laten kijken beter is als een drager je de mogelijkheid geeft om kinderen op de heup te dragen:

“This gives parents options for helping a child to see the world AND the parent’s face. This is the best option, because then the child can seek the information it wishes, about the world, from the parent’s face, as the article says. This phenomenon is known as ‘social referencing’. The trouble with buggies, given that that is my key interest, is that the baby has nothing to go on, not even the feel of the parent’s own body, which the baby at least has when it is in a carrier, even if facing out.”

Waarom verkiezen winkels als Prénatal dan toch Babybjörn boven ergonomische dragers?
Alle eerder genoemde informatie ten spijt, worden Babybjörn en andere wat we dan maar minder ergonomische dragers noemen, toch per pallet bij baby-warenhuizen als Prénatal verkocht. Hoe kan dat? Het leek een logische vervolgstap om consumentenorganisaties aan te schrijven en hen te confronteren met de tegenstrijdigheid tussen  de adviezen van het International Hip Dysplasia Institute en (de medische adviseurs van) Babybjörn. Daar moeten consumentenorganisaties toch een kritische mening over hebben?

Ook dit leverde interessante antwoorden op, om te beginnen van de Amerikaanse overheidsinstelling Consumer Product Safety Commission (CPSC). Op de vraag hoe het kan dat medici die voor Babybjörn  reclame maken, tot andere conclusies komen dan een medisch instituut. kwam de volgende reactie:

“You are correct that the statements the manufacturer selected and placed on their promotional website do not encompass the detail that you represent from IHDI. This not an uncommon situation in the marketplace.

 

We appreciate your efforts to make your concerns known to CPSC.

Be assured that our staff is aware of the situation you describe.

While we can’t comment on this situation, we can point out that our agency has done significant work in matters of child safety and plans to continue to its efforts to ensure the safety of this vulnerable population.

Thank you for your inquiry.”

Dat is vreemd. Men is zich er bewust van en het CPSC benadrukt dat ze belangrijk werk verricht als het gaat om de veiligheid van kinderen, maar over dit specifieke geval kan de commissie niets zeggen. Een reactie die qua voorzichtigheid erg lijkt op de terughoudendheid die de verschillende Nederlandse medici en onderzoekers betrachten. Dat werkt in Nederland anders, toch? Hieronder lees je de reactie van de Voedsel-en-Warenautoriteit:

“Babydraagzakken moeten voldoen aan het warenwetbesluit Algemene productveiligheid. Hierin is algemeen beschreven dat een product dat op de markt gebracht wordt veilig moet zijn. Specifieke eisen om na te gaan hoe een product als veilig kan worden beschouwd zijn beschreven in technische normen. In dit geval is er een Europese norm opgesteld door de Europese normcommissie kinderartikelen. Deze norm is te bestellen bij het NEN (Nederlands normalisatie instituut): NEN-EN 13209-2.

 

Voor wat betreft reclameuitingen bent u bij ons niet aan het juiste adres.”

 

Een normalisatie-instituut? Wat is NEN precies? Een blik op de website levert een eerste indruk. We zien een club hoge heren (en dames), allen afkomstig uit het bedrijfsleven. Velen hebben een verleden bij grote multinationals. Prima, maar het is wel opvallend dat een normalisatie-instituut niemand met een uitgesproken achtergrond als hoogleraar of onderzoeker in de hoogste echelons heeft rondlopen. In tegenstelling tot enige tijd geleden, is de Raad van Advies niet langer op de NEN-website te vinden, maar bij eerdere bezoeken werd ook hier vooral een leger (voormalige) topmanagers aangetroffen.

De NEN ontwikkelt zoals gezegd ‘normen’, onder andere voor kinderartikelen. Maar bij navraag bleek dat het geld kost om deze normen in te zien. De Hoge Raad vindt dit prima, zelfs als er in wetten naar normen van de NEN wordt verwezen. Dan gaat het dus ook om normen waaraan producten moeten voldoen die wíj (voor onze kinderen) kopen. Hoe dan ook, de normen zijn wel gratis in te zien op kantoor, maar daarvoor moet je naar Delft. Dat was op het moment geen optie (er is een preview op de website). Gelukkig was men wel bereid een lijst te sturen met daarop de private partijen die betrokken waren bij het opstellen van de normen:

330001       Organisatie

1               Prénatal

2               Difrax

3               New Products

4               Het Keurmerkinstituut

5               Bopita

6               Bébé-Jou

7               ISI Mini

8               Koelstra

9               Insigne

10             Vereniging Hang- en Sluitwerk (VHS)

11             Bugaboo

12             Mattel

13             Arte Viva

14             TurnKey Design

15             Nuby / New valmar

16             HEMA

17             Sabic Innovatve Platsics

18             Dorel Juvenile Group Europe BV

19             Philips Avent

20             VOS Import

Het moet iedereen opvallen dat Prénatal bovenaan prijkt. Klaarblijkelijk mogen verkopers bepalen aan welke normen de producten die ze verkopen moeten voldoen. Dat is zelfs als je totaal niet kritisch wilt zijn, minstens opmerkelijk. Het zou toch meer voor de hand liggen als dit onderzoek wordt gedaan door onafhankelijke specialisten, wetenschappers, of ingenieurs. En niet door bedrijven die eraan verdienen.

Maar het wordt nog merkwaardiger. De NEN laat op de vraag welke medici erbij betrokken zijn namelijk het volgende weten: “Bij het opstellen van normen voor kinderartikelen zijn geen wetenschappers of medici betrokken, ondanks verschillende inspanningen van NEN deze belanghebbenden te betrekken.” Hoe kan het toch dat Babybjörn een aantal specialisten bereid vindt om buitengewoon lovend over haar producten te zijn, terwijl anderen niets zeggen, terughoudend zijn, of zich verre van elke betrokkenheid bij het product houden?

De orthopedische wereld is in ieder geval klein. Zo is de eerder genoemde Dr. Sakkers ‘General Secretary’ van de European Paediatric Orthopaedic Society (www.epos.org), een organisatie waarvan Dr. Klaus Parsch, een van de BabyBjörn-promotende orthopedisten, ooit voorzitter was. Nu hoeft dit natuurlijk niets te zeggen, maar het is zoals Dr. Sakkers zelf al aangeeft, niet voor de hand liggend dat medisch specialisten hun collega’s afvallen ‘zonder gedegen onderzoek’. Zulk ‘gedegen onderzoek’ wordt helaas niet makkelijk gemaakt: de EPOS heeft nooit gereageerd op vragen en informatie-verzoeken, ondanks dat een medewerkster van een EPOS-congres aangaf de berichten te hebben doorgestuurd.

Terug naar Parsch. Over de opvattingen van deze arts bestaat ook onduidelijkheid, want waar Amanda Weiss Kelly, de Amerikaanse orthopediste van het Rainbow Babies and Children’s Hospital beweert dat “the hip position should be 100-110 degrees flexion and 50-70 degrees abduction“, pleit Parsch elders voor de “so called “human position.” That is, a flexion of 90 degrees and an abduction of 45 degrees.” Dat kan niet allebei waar zijn, tenzij het niet uitmaakt en om het even is in welke positie een kindje zit. Maar als het toch niet uitmaakt, waarom zou je dan de ergonomie van een bepaalde positie zo vurig promoten?

Van Parsch’ voorschrift kan in ieder geval worden gezegd dat het niet strookt met Babybjörns dragers, maar wel met zogenaamde ergonomische dragers.

Conclusie: dragen is goed, ergonomisch dragen beter
In de introductie staan duidelijke doelen. Antwoord geven op vragen als: Waarom zijn ergonomische dragers beter dan de producten van Babybjörn? Wat zeggen (onafhankelijke) specialisten en wetenschappers erover? Wat concludeert wetenschappelijk onderzoek? Een aantal van deze vragen krijgt een min of meer definitief antwoord, maar er moet vooral nog veel onderzoek plaatsvinden.

Waarover wel eenduidigheid bestaat: dragen an sich is goed. Maar welke drager is optimaal?

Babybjörn beweert dat haar producten optimaal zijn. Daarvoor is geen wetenschappelijk bewijs. Het is om die reden totaal onbegrijpelijk dat iemand als Dr. Mark Brandenburg op de Babybjörn-website stelt dat de kritiek op Babybjörn is “NOT “evidence-based” and should not be relied upon when choosing a baby carrier for your infant.”  Mark Brandenburg heeft niet gereageerd op een kritische e-mail, waarin hij wordt gewezen op het feit dat hij in het beste geval inconsequent is.

Want er is dan wel weinig onderzoek, maar het weinige onderzoek en de aanknopingspunten die er zijn tonen aan dat Babybjörn niet de optimale dragers maakt. Alle aanwijzingen, aanknopingspunten, en kennis uit andere wetenschapsgebieden pleiten zelfs voor het gebruik van de zogenaamde ergonomische dragers. Dragers waarbij het kind in de kikkerhouding zit, tot aan de knieholten ondersteund wordt, en de rug de natuurlijke bolling kan maken.

Eisen waaraan Babybjörn – en veel andere dragers die je bijvoorbeeld in de Prénatal vindt – niet of onvoldoende voldoet. De enige conclusie die kan worden getrokken is dan ook dat Babybjörn haar klanten misleidt. En dat mag het bedrijf worden aangerekend (- overigens is BabyBjörn niet de enige producent die draagzakken op de markt brengt die niet aan deze eisen voldoen. Het geldt ook voor andere merken, waaronder Chicco, Stokke en Kipling. Maar ook Kruidvat verkopen ze weleens dergelijke dragers.)

Het mag ook de medici die voor Babybjörn reclame maken worden aangerekend. Zij hebben de mond vol over de wetenschap, maar promoten producten met stellingen waarvoor in het beste geval geen wetenschappelijk bewijs is en in het slechtste geval de wetenschap het tegenovergestelde aantoont. Vervolgens betichten zij critici ervan ‘opinion-based’ te zijn, terwijl die het onderzoek dat er wél is aan hun zijde vinden. Hippocrates moet inmiddels tamelijk duizelig worden van het tollen.

Nederlandse orthopedisten en de Nederlandse Orthopaedische Vereniging voorop, zouden hun verantwoordelijkheid kunnen nemen door serieuzer om te gaan met de zorgen en klachten van bezorgde ouders. En door stelling te nemen tegen collega’s die een product promoten op basis van argumenten waarvan zij het bestaan niet erkennen. Ook mag je verwachten dat ze gaan werken aan een geïnformeerd en onafhankelijk standpunt over deze en andere onderwerpen, zodat ouders (met voldoende zorgen en keuzes in het vooruitzicht) niet worden gedwongen om het zelf maar uit te zoeken of het met marketing te moeten doen.

Het is uiterst merkwaardig dat er zo weinig onderzoek is gedaan naar babydragers en dat kinderorthopedisten er zo weinig van weten. Een product dat zoveel mensen gebruiken, voor het vervoer van diegenen die hierover geen enkele zeggenschap hebben, verdient meer onderzoek. Ook zou het de medici beter staan als ze weten waarover ze het hebben. Het is daarbij niet te verkopen dat medici zich ervan af maken met “er is geen onderzoek naar gedaan.” Dat zou geen constatering moeten zijn, maar een wake-up call. Vooral ook voor een beroepsvereniging die alle orthopedisten in Nederland vertegenwoordigt.

Voor nu is dit onderzoek afgerond, hoewel er nog een hoop vragen zijn die een antwoord verdienen. Maar de volgende stap is aan een ander, of dat nou een medicus, een (hobby)journalist, of BabyBjörn is. Iedereen die er behoefte aan heeft iets toe te voegen aan de discussie, of vragen te stellen, kan dat hieronder doen. 

BabyBjörn misleidt en medici kijken toe