Leraar zijn, ‘hoe hou je het vol?‘ Die vraag stelde Hans Castorp mij op Twitter. ‘Lukt het je niet wakker te liggen vanwege zorgen om sommige kinderen, waar je net te weinig tijd voor hebt?‘ Het zijn goede vragen, omdat het goed is om er af en toe bij stil te staan dat het docentschap op veel vlakken een veeleisende baan kan zijn. Docenten kunnen daarbij soms ook onnodig hard voor zichzelf zijn.


Mild zijn voor jezelf

In een eerder stukje schreef ik, geïnspireerd door de woorden van Max van Weezel, dat we best wat milder voor onszelf mogen zijn. In mijn ervaring kunnen docenten zeer veeleisend naar zichzelf zijn. Ze krijgen een hoop klassen met een hoop leerlingen, een hoop verantwoordelijkheden, en een hoop administratieve rompslomp.

Hoe hou je dat vol? Door soms bewuste keuzes te maken en toch een grens te stellen, waar je zelf misschien toch liever een stapje extra zou zetten. Accepteren dat je sommige dingen moet loslaten, waar je liever grip zou houden.

Betrokken zijn bij de leerlingen

Dat kan nog wel wat laveren en balanceren vereisen, want je kunt niet lesgeven zonder betrokkenheid bij je leerlingen. Ik schreef eerder al hoe belangrijk de relatie is. De grap is dat ik als leerling altijd afgaf op docenten.

Ik geloofde in het cliché van George Bernard Shaw: ‘Those who can do, do, those who can’t, teach‘. Van de relatie die ik met docenten had was ik me destijds weinig bewust. Zelfs toen ik mijn bevoegdheid haalde leefde ik in de veronderstelling dat lesgeven eerst en vooral over didactiek en vakinhoud gaat.

Nu weet ik beter.

De relatie maakt minstens 50% van het succes van een leraar uit. Je hebt die relatie nodig om een klas mee te krijgen. Een leraar is niet slechts iemand die mooi kan vertellen over lesstof en leerlingen kan ondersteunen op hun weg naar kennis. Je bent vooral iemand die een band aangaat met een kind en dat kind ziet voor wie het kind is. Uiteindelijk is dat wat ieder mens wil: gezien worden voor wie je bent.

Collega Ismail Aghzanay verwoordde het van de week mooi in het AD: ‘Je kiest het docentschap niet vanwege het geld of voor de schoolvakanties. (…) Je bent docent, omdat je een hart hebt voor leerlingen’. Grappig genoeg realiseerde ik me dat pas gaandeweg. Inmiddels ben ik me er hartstikke bewust van dat ik toch wel wat vaker dan gemiddeld sta te zuchten als ik de laatste les aan een examenklas geef.

Sta boven het geneuzel

Als docent ben je in zekere zin een sociale acrobaat. Je moet je eigen grenzen bewaken en tegelijkertijd openstaan voor andere mensen. Je moet soms bij het gedrag van een leerling denken: lekker laten waaien. Op andere momenten moet je juist heel duidelijk een lijn trekken. Je moet, om met de woorden van Ross Morrison McGill te spreken, het klaslokaal ‘ownen’, maar tegelijkertijd een goede gastheer zijn.


Je moet dealen met het gedoe van de overheid en schoolbesturen, verwerken dat collega’s er om de meest idiote redenen uitvliegen, en een menselijk beroep uitoefenen binnen een systeem dat zich vooral richt op het vergroten van economische opbrengsten en het behalen van in Excel-sheets geformuleerde targets.

Leraar zijn is lezen dat de Onderwijsinspectie de noodklok luidt, onder andere vanwege het lerarentekort, maar tegelijkertijd waarnemen dat politici doen wat ze altijd doen: mooie woorden uitspreken over het onderwijs, een ‘werkdocument’ in ontvangst nemen, maar er vooral niet daadwerkelijk werk van maken.


Hoe hou je het vol? Je moet als docent echt boven het gedoe (kunnen) staan. Relativeren. Je eigen winkeltje beheren en alles waar je weinig of geen controle over hebt, van je af kunnen laten glijden. Fouten kunnen toegeven en om jezelf kunnen lachen. Dat maakt je menselijk. Dat maakt je mild voor jezelf. En dat maakt dat je betrokken kunt zijn bij de leerlingen voor wie je dit prachtige werk doet.

Wil je meer lezen over het belang van de relatie in het onderwijs? Kijk dan hier!

Leraar zijn, hoe hou je het vol?