2089, 14.45.

Het ene na het andere led-lichtje verdwijnt onder de gepantserde vrachtwagen. Versufte bestuurders schrikken wakker als ze rakelings worden ingehaald door het reusachtige gevaarte. Slierten van licht doen hun best de auto’s voor de nabijheid van de vangrail te waarschuwen, in een enkel geval tevergeefs. Behoedzaam manoeuvreert de chauffeur van de truck tussen het verschrikte verkeer door, opgejaagd door het geluid van sirenes en straalmotoren. De bijrijder schudt zijn hoofd en zucht nog eens.

“Mijn keuze is gemaakt. Ik blijf thuis.”

De chauffeur trapt het gas nog steviger in. “Ik wil je één ding laten zien. Daarna zul je geen last meer van me hebben, als dat je wens is. Dat heb ik toch al gezegd?”

“Waarom kun je niet gewoon respecteren dat het is zoals het is?”

De achtervolgers komen dichterbij. Het geluid van sirenes is duidelijk hoorbaar aan de rechterkant van de truck. Ze doen een poging tot inhalen, terwijl iedereen kan bedenken dat patrouillewagens niet in staat zijn de gepantserde vrachtwagen een strobreed in de weg te leggen.

“Ik zal je keuze respecteren,” zegt de bestuurder, die behendig aan het stuur trekt, “maar ik wil dat je besluiten neemt op basis van zoveel mogelijk informatie. Eerlijke informatie vooral. Dat gaat in deze corpocratie niet vanzelf”

De bijrijder lacht met bescheiden hoon. “We hebben een Consumocratie. Wij, de klanten, beslissen waar het heengaat met de wereld. En zoveel mogelijk informatie? Ben je vergeten wat ze me in de afgelopen jaren allemaal leerden? Ik heb meer informatie dan ik ooit van jou had kunnen krijgen.”

Wetend dat deze uitspraak een snaar moet raken bij de bestuurder, kijkt hij gauw de andere kant op.

***

2071.

Vreugde en verwarring. Dat moet de beste beschrijving zijn van wat ze voelden. Het was geheel tegen de natuur in, althans, de natuur zoals zij die kenden. Men noemde het uitgesloten. Officieel werd er niet over gesproken, maar de mythes bestonden. En die werden altijd krachtig weersproken.

Toch lagen zij hier nu met een baby. Niet zomaar één, deze baby was geboren uit een vrouw. De verliefde ouders gelukkig en in de war. In de voorgaande maanden overheerste de verbazing al, maar de bevalling en een huilend kindje maakten de verbijstering compleet. Volgens Bethea, hun hulp bij de bevalling en in een ver verleden verloskundige, zag de jongen er kerngezond uit.

Ze waren op eigen kracht ouders geworden. Ondanks dat iedereen het ontraadde en de corporaties waarschuwden voor de enorme gevaren. Er waren veiligere manieren. Bijna iedereen koos daar dan ook voor. Maar een heel enkele keer was er een uitzondering.

De maanden erna waren hectisch. Vanwege de baby, zoals bij alle andere ouders met een normale pasgeborene, maar vooral door het geroddel in de buurt en de aanhoudende bezoeken van corporaties en wetshandhavers die kwamen controleren of alles wel volgens de veiligheidsregels en consumentenwetten verliep.. Er waren een hoop vragen, maar ook beschuldigingen. Maandenlang ging het goed, tot op die ene morgen.

Voor de deur stonden twee mannen, beiden waren ze donker gekleed en droegen ze een hoed. Eén van hen voerde het woord. “Goeiendag meneer Meszo, mijn naam is Grijper, Legal Manager voor Enfanto. Mijn collega hier is één van onze artsen, Swijgman. Mogen we verder komen?”

“Komt u binnen, u kunt uw jassen ophangen aan de kapstok.”

“Mijn jas houd ik graag aan, het zal niet lang duren.”

Meszo leidde Grijper en Swijgman de woonkamer in en wees ze een plek op de lege bank. Op de andere zaten de moeder en haar zoon.

“Dat moet de kleine zijn,” merkte Grijper op. “Gefeliciteerd. Over de spruit wil ik het hebben. We hebben vernomen dat u op de nogal ongewone wijze een kind op de wereld hebt gezet. Dat betekent, zoals u zelf ook begrijpt, dat u geen conceptie-bureau hebt ingeschakeld, met alle gevaren en risico’s van dien. Nu is het zo dat wij in onze administratie hebben ontdekt dat u beiden bij ons verwekt bent. Daarmee draagt u Enfanto-sporen in u en het kind mogelijk ook. Mocht dit het geval zijn, dan zijn wij de rechtmatige eigenaars en behoort het kind ons toe.”

De ouders waren verbijsterd. “Wie denkt u wel niet dat u bent? U hebt het tegen twee ouders met een baby van een paar maanden.” brieste Meszo.

“Meneer Meszo, laten we hier geen ruzie gaan maken. Het is vrij eenvoudig. Ik heb hier formulieren bij me, die mij toestemming geven een totaal-test af te nemen. Mocht de totaal-test positief blijken, dan verkrijgen wij direct alle rechten over het kind en kunnen wij hem meenemen. Werkt u mee, dan is er niets aan de hand en zullen wij het onrechtmatige gebruik van onze sporen niet in rekening brengen. Maakt u problemen, dan zullen wij de corporatieve wetshandhavers inschakelen.”

Grijper stond op en legde de formulieren neer. Hij gebaarde naar de arts dat deze moest doen waarvoor hij was gekomen. Uit zijn koffer haalde hij de benodigde instrumenten. Voor de ouders er goed en wel erg in hadden was het al gebeurd.

Meszo raakte nu in paniek. “Laat ons desnoods de licentiekosten betalen?” stamelde hij.

Grijper schudde kalm het hoofd. Hij en Swijgman stonden op en vertrokken naar de deur.

“Dit kun je niet maken!” riep Meszo, die ze achternaliep. “Het is ons kind! Ons bloedeigen kind!”

Grijper draaide zich om en als het had gekund, hadden zijn ogen die van Meszo doorboord. “Uw bloed behoort Enfanto toe. Uw ouders hebben ervoor getekend. Elk gen waarin zich Enfanto-sporen bevinden, blijft ons eigendom. Er is door uw beide ouders betaald voor de licenties van uw lichamen, maar voor het kind daar op de bank is niet betaald. En u gaat ook niet voor niets naar uw werk, denk ik toch?”

Meszo zou Grijper het liefst een klap hebben gegeven voor het lachje waarmee hij die laatste vraag stelde, maar dat zou alles er niet beter op maken. Integendeel.

“Precies meneer Meszo, heel verstandig. Een fijne dag verder, u hoort nog van ons.” De mannen verlieten de woning. Daarin bleven twee ontredderde ouders totaal verslagen achter met hun kind, dat onmogelijk kon begrijpen wat er zojuist was gebeurd, noch dat de toekomst weinig beters voorspelde.

***

2076.

“Gersh, ren, ren zo hard je kunt.” Meszo duwde de kleine jongen het plateau op. De harde ploffen van laarzen op metaal kwamen naderbij. Hij probeerde voor zichzelf duidelijk te krijgen wat hij kon doen. Moest hij vechten? Daar waren ze al, met z’n tweeën. Hij nam zich voor één van de mannen aan te vallen, maar voor zich ook maar enige kans voordeed om een klap uit te delen voelde hij de stroomstoten door zijn lichaam jagen; een taser. De andere man zette de achtervolging in.

“Meszo, je bent zo’n eenvoudige man. Het is toch bijzonder dat je de jongen vijf jaar voor ons hebt kunnen verstoppen.” Die stem, die herkende de half bewusteloze vader ook nu; Grijper. “Weet je Meszo, mijn werk is niet eenvoudig, ook al is wat ik doe heel simpel: ik herinner mensen aan gemaakte afspraken. Als niemand zich nog aan afspraken houdt, wat kunnen we dan nog van elkaar verwachten?”

Vanuit de verte klonk gegil. “Mijn collega heeft de jongen gevonden, Meszo. Eindelijk komt er een einde aan deze waanzin. Jezelf vijf jaar lang verstoppen voor ons. Ik vind het knap dat het je is gelukt. Heel knap, maar de jongen komt nu eindelijk naar huis.”

Het waren er ruim vijf. Meszo en zijn zoon Gersh doken onder, trokken van adres naar adres en deden alles om uit de handen van Enfanto te blijven. De totaaltest was positief: de gepatenteerde sporen van het biotechnologische bedrijf waren terechtgekomen in de kleine jongen. Toen de officiële oproep volgde om Gersh over te dragen, bedachten Meszo en zijn vrouw zich geen moment. Ze besloten onder te duiken. Binnen Safe Zone 16, want alternatieven waren er niet. Bij een inval stierf Gersh’s moeder. Tijd om te rouwen was er niet. Elke dag weer de overlevingstocht door de safe-zone. Eeuwig schuilen.

Er waren enkel de door de corporaties geregeerde safe zones. Overdekte wijken, onder de grond. Waar je corporaties betaalde voor alles wat je gebruikte. Onderdak, water, voeding, zuurstof. De zuurstof moest kunstmatig worden opgewekt. Buiten de safe-zones stierf alles uit, door de vervuiling, de stofwolken en de radio-activiteit. De mensen waren overgeleverd aan de corporaties, hun producten en diensten. De bunkers van de corporaties waren de enige plekken waar een veilig bestaan mogelijk was. De corporaties zorgden voor hun consumenten, was de heilige overtuiging.

In zo’n door corporaties geregeerde wereld is onderduiken geen pretje. Overal controle en beperkte bewegingsruimte. Voortdurend beperkt door de grenzen van de ondergrondse wereld van de safe zone.  Voor de vermarkte voeding en water afhankelijk van andermans barmhartigheid. Meszo wist dan ook dat er een dag zou komen dat Grijper hem te slim af zou zijn. Hij hoopte dat die dag minstens tot Gersh’s 18’de op zich zou laten wachten, maar het verbaasde ook hem dat het vijf jaar had mogen duren.

“Meszo, we zullen voorkomen dat zich ooit nog tragedies zoals de jouwe voordoen. Onze nieuwe baby’s kweken we zonder voortplantingsorganen. Dat zal alles makkelijker maken. Wat jou betreft, maak er nu iets van in het leven. Dat je vrouw is overleden was verschrikkelijk, maar je kwam er overheen. Je zult ook over het afscheid van de kleine jongen heenkomen. Wij zullen goed voor hem zorgen. Hem een thuis bieden. Maak je toch alsjeblieft geen zorgen: wij zijn het beste dat hem ooit zal overkomen.”

Met die woorden eindigde de monoloog van Grijper, want dat was het, een monoloog. De vader lag gesloopt  in de goot. Misschien meer door vijf jaar vluchten dan door de afranseling die de schokken van de taser hem hadden bezorgd.  In zijn ooghoek zag Meszo de twee mannen met Gersh verdwijnen. In de verte hoorde hij hem om “papa” schreeuwen, de papa die ze voor dood in die steeg lieten liggen.

***

2089, 14:25.

Acht monteurs in blauwe werkkleding voerden reparatiewerkzaamheden uit in een groot kantoorgebouw in de ‘dome’ van Safe Zone 16. De dome was de enige plek waarbinnen je nog iets van een stad kon zien zoals de ouderen zich steden van vroeger boven de grond herinnerden. Geen oneindige gangenstelsels, maar een gigantische open ruimte. Met piramidevormige gebouwen van de heersende bedrijven en een reusachtig wegennetwerk waarop talloze glimmende wagens rondreden. Ook in een van de oppervlakte afgesloten atoomschuilkelder voelden de corporaties nog altijd de noodzaak om prestige uit te stralen; hun gebouwen waren de hoogste en meest imposante. Prachtige piramides.

In het hoofdkwartier van Enfanto werkten de mannen in blauwe uniformen aan het ventilatiekanaal. Eén van hen had het werk even laten liggen, hij tuurde een lokaal in. Daar kregen jongeren les. Blijkbaar over de schadelijkheid van de atmosfeer buiten de safe zones, want ze keken naar beelden van de gifgaswolken zoals alle bewoners van de safe zones die voortdurend krijgen voorgeschoteld. Er kwam een grijsaard bij staan. “Dit zal je enige kans zijn. Alles is voorbereid. Dus pak hem.”

De man naast de grijsaard knikte. Vastberaden. Op dat moment klonk een bel. De jongeren spoedden zich naar de deur. Eén voor een kwamen ze naar buiten. De monteur liep naar een van de jongens toe, nagekeken door de grijsaard. Toen de belaagde doorkreeg dat er iemand op hem afkwam, stond hij een seconde stokstijf verbaasd te zijn. Er was duidelijk herkenning. De man in het blauw twijfelde geen moment. “Kom mee, er is weinig tijd.”

Het gezicht van de jongen verstrakte “Niets ervan Meszo, je hebt me in de steek gelaten.”

“Kom alsjeblieft met me mee. Ik wil je iets laten zien. Daarna zal ik je met rust laten, als je dat wilt.”

De jongen twijfelde, knikte, zuchtte nog eens en liep toen toch met Meszo mee naar de lift. Daar maande Meszo de lift naar de kelder te gaan. Naar het wagenpark. Er was weinig tijd.

Beneden aangekomen versnelden ze. Inmiddels moest de beveiliging op de hoogte zijn, maar Meszo was voorbereid. Ze verplaatsten zich achter de wagens langs naar de garage van de beveiliging. De deur stond open, zoals afgesproken. In de verte klonken al voetstappen en het geschreeuw van beveiligers. Meszo en de jongen klommen de pantserwagen in en sloten de luiken achter zich.

“Waarom ben ik zo gek om met je mee te gaan?” vroeg de jonge man zichzelf hardop af.

“Omdat je intelligent bent, Gersh. Je wilt weten hoe de dingen echt zitten, dat heb je van je moeder.”

“Noem me geen Gersh. En de vrouw die je mijn moeder noemt is dood.”

Stilte, beiden keken ze voor zich uit. Meszo trok aan een hendel. Toen was er het gebulder van het enorme gevaarte. De zwaarste wagen van het wagenpark was waarschijnlijk ook de enige met een handmatige besturing. Om te voorkomen dat Enfanto de wagen op afstand zou uitschakelen. Meszo trapte het gas in. Ze reden. Beveiligers probeerden nog het hek van de garage te sluiten, maar het vele tonnen zware brok staal op wielen gaf er niets om. Met veel lawaai, gekraak en barstend ijzer blies de wagen erdoorheen. Meszo stuurde naar de uitgang. Hij moest zo snel mogelijk de weg op.

***

2089, 14:50.

“Sorry, ik had dit allemaal niet moeten zeggen.”

Het klinkt gemeend, maar Meszo nam het Gersh toch al niet kwalijk. Er is te veel gebeurd. Te veel om zich nu te storen aan overtuigingen waarvoor zijn zoon amper verantwoordelijk is te houden.

“Ik geloof direct dat ze je de hoogste opleiding hebben gegeven, maar heb je daarmee een betere kijk op de werkelijkheid?”

“Ben je jaloers, Meszo?”

“Waarop? Op je opleiding?” Meszo ontwijkt een paar auto’s door van baan naar baan te manoeuvreren, “Zag je de grijze man die bij Enfanto naast me stond? Hij heeft me de afgelopen jaren dingen geleerd die al mijn overtuigingen overhoop hebben gehaald. Meer nog dan de zwangerschap van je moeder. En jouw geboorte. Daar kan geen opleiding tegenop.”

“Grijper zei al dat je deze leugens aan me zou vertellen, mocht ik je ooit tegenkomen.”

“Welke leugens?”

“Dat ik op een abnormale manier ben gecreëerd. Niet als buizenkind.”

“Ik was erbij.”

“Dankzij weldoeners als Enfanto kunnen we mensen op een veilige manier baren. Zonder Enfanto hadden we nog altijd geboorte-afwijkingen, miskramen en meer van die verschrikkingen. Hadden vrouwen geen zeggenschap over hun eigen lichaam, maar waren ze eenvoudigweg baarmachines. Baarmachines die kunnen sterven in het kraambed, omdat egoïsten de onnodige risicio’s van een biologische zwangerschap willen nemen”.

“Enfanto is het beste wat de mens is overkomen. Veiligheid voor alles” Gersh knikt erbij, alsof zijn stelling daardoor meer gewicht krijgt. “Het is onverantwoord dat jullie het op die manier deden en meer dan terecht dat Enfanto mij bij jullie vandaan haalde. Grijper vertelde me zelfs dat ik via die vrouw haar lichaam werd gevoed. Hoe konden jullie?! Ik had infecties kunnen krijgen!”

“Die vrouw is je moeder, Gersh. En als Enfanto er niet was geweest, was ze nu nog steeds in leven.”

“Onzin. Grijper is een goed en respectabel mens. Hij nam de moeite om me te onderwijzen. Me groot te brengen. Me te wijzen op de gevaren die ondernemingen als Enfanto voor ons wegnemen. Jij liet me ontvoeren in een steeg. Duizenden keren hebben ze geprobeerd mijn geheugen te wissen, maar het lukte ze maar niet. Iedere keer weer herinnerde ik me die verschrikkelijke dag. Ik heb om je geroepen, papa!” Gersh schrikt er zelf van. Na al die jaren dat hij Meszo heeft vervloekt, ontvalt dit woord hem. Tranen vinden nu huiverig hun weg naar buiten, op zijn gezicht begint het masker van haat scheuren te vertonen.

“Het is niet erg,” zucht Meszo, “we zijn er bijna. Bereid je voor.”

Gersh kijkt in de verte. Hij ziet enkel twee afslagen, één naar links, één naar rechts. Recht voor zich is niets dan een kapotte vangrail. In het verlengde van het gapende gat is de spiegelende glazen wand van de dome zichtbaar. Het eeuwige binnenste van de dome.

“Wat ben je in hemelsnaam van plan Meszo?”

“Het werken voor de reparatie-teams bleek zinvoller dan gedacht. Ik heb geleerd hoe ik dingen kan maken, maar ook hoe ik ze kan breken. Die vangrail, de barst-vloeistof in het glas van de dome, deze wagen regelen, dat kon allemaal dankzij mijn werk. Ik heb dingen gezien, Gersh. Ik heb vaker dan eens gezien wat er voorbij de leugens van de corporaties ligt.”

Nu pas realiseerde Gersh zich wat Meszo van plan was. “Ben je gek? De hele safe zone zal sterven als de gassen van buiten naar binnen komen. Dit kun je niet doen.”

“De grijze man die net naast me stond, hij is 76. Die man heeft meer van de wereld gezien dan wij voor mogelijk houden. Stel je eens voor Gersh, dat alles buiten niet is zoals de corporaties ons voorschrijven.”

“Je bent gek Meszo. De zuurstof zal ontsnappen, de gifgassen komen binnen en iedereen binnen de safe zone zal een pijnlijke dood sterven. Ze zullen stikken! Ze worden vergiftigd!”

“Je bent vanaf het moment dat je bij mij werd weggehaald vergiftigd, Gersh, met leugens. Dat moet over zijn. Vertrouw me, alleen vandaag.”

Meszo trapt het gaspedaal nog dieper in. Patrouillewagens proberen de weg te blokkeren, maar het helpt allemaal niet meer. Het gat in de vangrail komt dichterbij. Meszo trekt aan de turboknop en de pantserwagen maakt nog meer vaart. Dan verdwijnt het laatste ledlampje onder de wagen. Ze voelen hoe de wagen loskomt van de grond. Meszo kijkt Gersh aan en hij ziet in de jongensogen dat de zoon een moment naar zijn vader kijkt. Niet naar de man die ze Meszo noemen, maar naar zijn vader.

Dan is er enkel nog het geluid van brekend glas en de glinsterende reflectie van alles wat ooit was – en zal komen.

Safe Zone 16